Werknemers die een kind, echtgenoot of samenwonende partner verliezen krijgen voortaan recht op 10 dagen rouwverlof. Tot op heden waren hiervoor maar 3 dagen recht op betaalde afwezigheid voorzien. Het ACV ondersteunde hiervoor, tegen de zin van de werkgeversorganisaties VBO en Unizo, de wetsvoorstellen in het parlement, oorspronkelijk ingediend door Nahima Lanjri (CD&V).
Ook pleegouders krijgen recht op 10 dagen rouwverlof wanneer een pleegkind, dat in het kader van langdurige pleegzorg deel uitmaakt van het gezin, overlijdt. Eveneens binnen het kader van de langdurige pleegzorg krijgt het pleegkind 3 dagen rouwverlof bij het overlijden van een pleegouder.
Bij kortdurende pleegzorg wordt slechts 1 dag rouwverlof voorzien bij het overlijden van een pleegkind. Kortdurende pleegzorg is deze die voor minder dan 6 maanden voorzien wordt.
De eerste 3 dagen rouwverlof worden opgenomen in de periode tussen het overlijden en de begrafenis. De overige 7 dagen mag de werknemer vrij vastleggen binnen het jaar na het overlijden. Daarbij mag de werknemer voortaan voor alle vormen van rouwverlof deze dagen op een later ogenblik opnemen mits akkoord van de werkgever, zonder uiterste datum. Om te vermijden dat de opname op de lange baan wordt geschoven, is het wel aan te raden hierover een concrete afspraak te maken.
Onder impuls van de werkgeversorganisaties sloop wel een bepaling in de wet die voorziet dat een werknemer die aansluitend op de opname van 10 dagen rouwverlof, arbeidsongeschikt valt, zijn recht op gewaarborgd loon met 7 dagen verminderd ziet.
Een merkwaardige bepaling, die overigens niet geldt wanneer een werknemer toch minstens één dag gewerkt heeft tussen het rouwverlof en de arbeidsongeschiktheid.
De nieuwe regels zin in werking getreden in de maand juli van dit jaar.